zondag 9 september 2012

Macht, wederkerigheid en zelfrespect

In een recent artikel beschrijven Gert Schout en Gideon de Jong dat het ontruimingsproces “ wordt bepaald door onvrede over niet ingeloste verwachtingen, stereotypering, verharding, onmacht, overspecialisatie, blikvernauwing en gebrekkige samenwerking.” Bij het meldpunt voorkomen huisuitzettingen krijgen we regelmatig te maken met zaken die 1 op 1 voldoen aan deze beschrijving. De relatie tussen de burger enerzijds en de organisatie(s) anderzijds (overheid, hulpverlening) is zo verpest, dat rationeel zoeken naar een oplossing verhinderd wordt. Burgers proberen hun eigen plan vast te houden, proberen een eigen beïnvloedingsgebied te houden. Een vader die voor zijn meerderjarige dochter de zorgverzekering betaald. Een moeder die haar kind niet naar een andere school wil doen en daarom meer kosten heeft voor vervoer. Kleine dingen, geen grote kosten. Door betrokken professionals worden deze echter opgevat als een weigering om mee te werken. Vervolgens wordt de betrokkene gesommeerd om mee te werken aan de geldende regels, op straffe van opschorting. Dit leidt weer tot (ervaren) beperking op het gevoel van eigen regie over het leven. Daarbij gaat het dan zowel om de feitelijke beperking, maar ook, of misschien wel meer, om de belerende, neerbuigende toon van de betrokken professional(s). Om te begrijpen wat hier speelt kunnen we gebruik maken van het werk van Blau en Sennet, die schrijven over respectievelijk machtsrelaties en respect.
In zijn boek Exchange and power in social life beschrijft Peter Blau de machtsrelaties die ontstaan door transacties, vooral als deze niet wederkerig zijn (in de vorm van een geschenk). Als dit langdurige steun betreft, waarbij geen sprake is van gelijkwaardige wederkerigheid, maar wel van afhankelijkheid, heeft de ontvanger als enige optie het aanbieden van volgzaamheid dan wel onderworpenheid. Dit zien we ook in e eerste armoede bestrijdingsprogramma’s in Nederland, die werden georganiseerd vanuit de charitas. Uit mededogen, maar ook met de bedoeling dat de betreffende armoedige gezinnen, uit dank voor de gift, de steun, zich zouden aanpassen aan de standaarden van de schenkers. Een schoner huis, regelmatiger bezoek aan de kerk, etc. 
Met de opkomst van de verzorgingsstaat veranderde de steun van een directe gift van rijken aan armen naar een collectieve herverdeling. Bijstand, in de breedste zin van het woord, was niet langer een geschenk maar een recht. Het expliciete doel daarvan was om de afhankelijkheidspositie van achtergestelden te verbeteren.  Het zal niemand ontgaan zijn dat de afgelopen decennia dit weer aan het schuiven is. In toenemende mate is het vrijblijvend geven van steun verleden tijd. Van de ontvangers wordt medewerking verwacht, aan procedures, activiteiten, dagbestedingsplannen etc. Wederkerigheid wordt vanuit ongelijkwaardigheid vorm gegeven. Zolang een minimale levensstandaard een recht was, te waarborgen door de samenleving, speelde de machtsrelatie niet mee. Door de ondersteuning van een onvervreemdbaar recht te veranderen naar een voorwaardelijke gunst, is de bijbehorende de machtsrelatie weer in actie gekomen. Zo is ook de positie van de professional in bovenstaand voorbeeld ook beter te begrijpen: jij krijgt van mij iets, maar alleen op voorwaarde dat je meewerkt met wat ik van jou verlang. Als je dat niet doet ben je een dwarsliggende uitkeringstrekker die in een verouderde cultuur van rechthebbendheid leeft.
Dan de positie van de ontvangende burger. Deze kreeg charitas, toen het recht op ondersteuning en nu de plicht op meewerken of zelfs het leveren van een tegenprestatie. Richard Sennett bepleit in zijn boek Respect in an age of inequality dat wij als samenleving steeds minder goed in staat zijn om respect te hebben voor mensen in een kwetsbare positie. Door de almaar toenemende focus op individueel succes is er steeds minder aandacht en begrip voor pech (denk ook aan de geluksmachine van Rutte en de pechdemper van Hilhorst). Burgers in een kwetsbare positie rest dan weinig meer dan hun (zelf-) respect, vaak al zeer beschadigd door hun positie. Een cruciaal aspect hierbij is de ruimte om zelf nog (een beetje) invloed te hebben, om nog iets van de eigen waarden (wat je belangrijk vindt) te bewaken. Sennet pleit er voor dat we sociale steun dan ook zo organiseren dat deze geen afbreuk doet aan het zelfrespect, of het liefst deze stimuleert. De professional die op hoge poten ‘gehoorzaamheid’ eist bereikt het tegenoverstelde. Veel mensen schieten daardoor in de weerstand. Ze proberen hun zelfrespect te behouden, liever dan zich onderwerpen. Sommigen beroepen zich op hun recht op ondersteuning, als verzet tegen de machtsrelatie zoals gedefinieerd door Blau.
Als een ernstige crisis ontstaat besluiten sommigen alsnog hun verzet op te geven, in het vooruitzicht van bijvoorbeeld van een ontruiming, maar tegen die tijd is het stereotype beeld al gevormd: dwarsliggend, niet meewerkend, heeft zijn keus gemaakt, doen we niks meer aan. In de verhalen die wij horen bij het meldpunt is het soms onvoorstelbaar hoe verstoord relaties zijn tussen burgers en organisaties. Beide partijen zijn los van elkaar alleszins redelijk en sympathiek, maar zijn in een strijd verzeild geraakt, waar beiden de hakken in het zand zetten. Vooral bij organisaties is de emotionele lading waarmee over de ‘cliënt’ wordt gesproken wonderlijk. Ik schreef daar al eerder over (hier).
Hoe relaties zo ernstig verstoord kunnen raken is te begrijpen. Dit zijn moeilijk op te lossen kwesties, waarin beide partijen een aandeel te hebben. Maar van professionals mogen we verwachten dat zij deze mechanismes doorzien en er boven uit stijgen.

PS: Verwant aan dit thema is de eerste aflevering van het filosofisch kwintet waar o.a. Jan Willem Duyvendak en Albert Jan Kruiter met elkaar in gesprek gaan over de ziel van de verzorgingsstaat, rechthebbendheid en wederkerigheid. Zeer aanbevolen!

Met dank aan Marc Rakers

Geen opmerkingen:

Een reactie posten