vrijdag 21 december 2012

Wij kunnen het beter (deel 2)

Twee maanden geleden maakte ik ter gelegenheid van de publicatie van het Trimbos onderzoek 'Nu leef je zelf' en de samen geschreven handreiking 'Wij kunnen het beter' een overzichtspost, weinig origineel ook 'Wij kunnen het beter' getiteld. Ondertussen bleek er nog veel meer te zijn en in de tussentijd is er nog veel meer verschenen en gebeurt.

Mathijs Tuynman heeft op basis van het Trimbos onderzoek een mooi artikel in Sozio geschreven. Ook heeft hij tijdens de workshop zelfbeheer, onderdeel van het congres 'Op de omslag af' op de Participatiemarkt, een uitgebreide presentatie geven over wat de regulier opvang kan leren van zelfbeheer.Tijdens deze workshop waren ook Loes de Jong en Jan Krist aanwezig.

Loes de Jong is senior ondersteuner cliëntenparticipatie bij HVO-Querido, waar zij onder andere werkt met het Partner model, een gestructureerde vorm om de betrokkenheid van bewoners bij de dagelijkse gang van zaken in een voorziening te vergroten. Meer daarover in deze nieuwsbrief over het Partner-model.17 januari is de slotconferentie van het onderzoek naar dit model bij VUmc, ongetwijfeld zal dan ook het onderzoeksrapport beschikbaar komen. Onlangs is Vivianne Baur op dit model gepromoveerd, weliswaar in de ouderenzorg, maar haar inzichten zijn ook voor andere groepen zeer interessant. Haar dissertatie staat hier online.

Jan Krist is projectleider clientenparticipatie bij de Volksbond, waar gewerkt wordt met kerngroepen. Van de grond af proberen zij de hele Volksbond clientgestuurd te maken. Zeer inspirerend voor allen die hier bij betrokken zijn. Tijdens de workshop werden deze drie verhalen naast elkaar gezet. Het verslag hiervan wordt nu uitgewerkt en zal hier binnenkort komen te staan. Als je het niet wil missen kan je je ook aanmelden voor de Eropaf nieuwsbrief, dan krijg je hem automatisch in je inbox. Dat kan hier

Naar aanleiding van het verschijnen van de onderzoeksrapporten en de ontwikkelingen die hierboven beschreven staan heb ik voor de Dienst Wonen, Zorg en Samenleven een presentatie gegeven en hun uitgenodigd om hier in mee te denken en mee te ontwikkelen. Deze presentatie staat hier.

In het boek Samensturing in de maatschappelijke opvang staat een erg leuke bijdrage van Matthijs Verbeek en Frans Brinkman over een werkvakantie door bewoners van NuNN. Wat ik vergeten was te vermelden is dat de NCRV daar een korte documentaire over heeft gemaakt, in vier delen. Deze zijn hier terug te kijken:
deel 1, deel 2, deel 3 & deel 4.

Ondertussen zijn wij in Amsterdam begonnen met de 2e fase van de Wmo-werkplaats, waar wij onderzoek gaan doen naar twee projecten. Zodra daar iets over gepubliceerd wordt, zal dat ik dat hier ook plaatsen. De eerste is de ontwikkeling van Fort K., een woontraincentrum in zelfbeheer door en voor jongeren met een autistische achtergrond. De tweede is het Zorghotel Pitstop, waar ervaringsdeskundigen opvang bieden aan mensen in psycho-sociale of psychiatrische nood. Onlangs heeft Simona Karbouniaris haar thesis onderzoek naar Vriend GGZ gepubliceerd, een vergelijkbare voorziening, een zeer lezenswaardig onderzoeksverslag, waar wij mooi op voort kunnen bouwen.

Ook in Amerika hebben ze peer-run en consumer-run voorzieningen. Eén daarvan is het Second Story Respite House, waarover een prachtig filmpje is gemaakt. In januari vertrekken wij met een groep onderzoekers, docenten en een ondersteuner voor een studiereis door Amerika, waar wij naast veel andere inspirerende projecten en personen ook dit prachtige project gaan bezoeken. Tot die tijd zal ik hier niet bloggen, maar voor de reis houden we wel een blog bij. Daarop wie we zijn en wat we gaan doen. Mochten jullie suggesties hebben voor inspirerende/interessante projecten/personen/plekken horen we dat graag!

maandag 5 november 2012

Professionele ongehoorzaamheid


Het Leger des Heils is er om hen te helpen, die zonder helper zijn. Ooit is het Leger des Heils opgericht om steun te bieden aan een ieder die dat ergens anders niet kan krijgen. In tijden van regiobinding, indicatiestelling en specialisering is dat nu bijna niet meer voorstelbaar. Mensen in erbarmelijke omstandigheden krijgen geen hulp, omdat ze niet bij het goede loket of in de goede stad zijn. Mensen die ondanks een beperking prima functioneren, krijgen een zwaar zorgpakket, omdat anders de financiering van de zorgorganisatie niet rond komt. Het sociaal werk en de maatschappelijke ondersteuning, is van oorsprong gericht op de ondersteuning van mensen die dat nodig hebben, passend bij hun ondersteuningsbehoefte (zie ook de statement of ethical principles van de IFSW). Niet teveel, maar ook zeker niet te weinig. Professionals die nu nog zo werken, komen in de knel. Ze hebben er geen tijd voor, krijgen commentaar van hun leidinggevende en komen niet toe aan wat ze officieel moeten doen.

Daarom stelde Herman Tjeenk Willink, toenmalig vice-voorzitter van de Raad van State: Ik zeg de laatste jaren steeds tegen uitvoerders: accepteer niet automatisch beleid en regels die in strijd zijn met jullie professionele ethiek.......[ze moeten] zeggen: het spijt ons verschrikkelijk, maar zo doen wij het niet meer. Hij pleit voor professionele ongehoorzaamheid, in situaties van strijdigheid tussen twee plichten: de bureaucratisch georganiseerde plicht om te doen waarvoor je betaald wordt en de morele/professionele plicht om hen te helpen die dat nodig hebben Ongehoorzaamheid is dan het breekijzer naar meer ruimte voor professionele ethiek.

De beroepsverenigingen, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de professionele handelingsruimte, zijn in Nederland niet heel sterk. De organisatiegraad is laag en de affaire Spijkers, een man die zich liet leiden door zijn professionaliteit en daar 30 jaar later nog steeds de prijs voor betaald, laat zien dat wij als sociaal werkers elkaar ook niet opvangen. Idealiter zou zo een man gesteund moeten worden door zijn vakbroeders, vanuit bijvoorbeeld een compensatiefonds, maar dat is niet geregeld. 

Om op eigen kracht uit deze systeemlogica te breken, zou de sociale sector zich als baron van Münchhausen aan haar eigen haren uit het moeras moeten trekken. Maar dat gaat de sector in zijn eentje niet lukken. Samenwerking is dus nodig. Met actieve burgers en hun zelforganisaties, en met instellingen die uit overtuiging outreachende praktijken verder willen brengen: gemeenten, corporaties, hogescholen.

Sinds enige tijd is daarom het platform Sociaal Werkt actief, ondersteund door de stichting Eropaf! Het platform wil de professional terug zetten in zijn eigen kracht en wijzen op zijn eigen verantwoordelijkheid als mede-eigenaar van deze sector. Dit door de passie terug te brengen op de werkvloer en professionals wakker te schudden. Binnen het platform kunnen professionals ervaringen en ideeën delen en gezamenlijke de verdere ontwikkeling van het platform vormgeven. In de praktijk blijkt dit niet makkelijk, want juist die professionals die hiermee bezig zijn, zijn ook de professionals die vaak in de knel zitten. Daarom de oproep aan iedereen: wees professioneel ongehoorzaam, tot dat professioneel handelen de standaard is!

Zie ook:

donderdag 11 oktober 2012

Wij kunnen het beter - films & publicaties over zelfbeheer

Onze voorziening is juist opgericht om de zorg en de maatschappij te laten zien dat wij het beter kunnen....wij kunnen ons zelf helpen.

Afgelopen maandag is het rapport Nu leef je zelf van het Trimbos instituut over zelfbeheer gepresenteerd. In dit rapport wordt indringend verslag gedaan van de ervaringen met drie opvangvoorzieningen in zelfbeheer (JES, NuNN & NoiZ). Uitgebreide aandacht is er uiteraard voor de opbrengst en de kansen, maar ook voor de spanningen en de paradoxale aard van zelfbeheer.

Ter viering van deze presentatie en ter aanvulling een overzichtsblogpost, met rapporten, publicaties, video's en de presentaties die daar zijn gegeven

Rapporten/Publicaties 

Video's 

Presentaties

maandag 8 oktober 2012

Drie liedjes over haast

In de serie liedjes, deze keer drie liedjes over haast. Of eigenlijk twee liedjes over haast en eentje over onthaasten. Ter inspiratie voor mensen die op maandagochtend weer naar een volle week met een overlopende agenda aankijken.

 
 

dinsdag 25 september 2012

Het 'totale instituut' in beeld en geluid

De uitzending van de Andere Tijden aflevering 'De zaak Finkensieper' herinnerde mij aan het voornemen om een stuk te wijden aan een aantal documentaires (en twee film) die ik recentelijk heb gekeken over residentiele zorg. Er wordt al veertig jaar (vanaf de jaren zeventig) gepleit voor het afbouwen van het aantal 'bedden'. De werkelijkheid is dat dit niet gebeurt, sterker nog, Nederland is een van de meest geïnstitutionaliseerde landen ter wereld (zie ook de oratie van Hans van Ewijk). Het pijnlijke is dat waar in de jaren tachtig nog nagedacht werd over het verbeteren van de hulpverlening en begeleiding binnen residentiële voorzieningen, de aandacht hiervoor volledig verdwenen is. De ontwikkeling is steeds meer individueel gericht. Methodieken die ontwikkeld worden (rehabilitatie, krachtgericht, competentiegericht, 8-fasen) richten zich allemaal op het individu, zonder aandacht voor zijn omgeving. Eerder schreef ik daar al over in het artikel 'Het grote geheim van de dubbele verantwoordelijkheid'. Bewoners hospitaliseren, ervaren weinig invloed op hun leven en leefomgeving en worden steeds passiever. Begeleiders institutionaliseren, gaan steeds meer werken volgens (ingebeelde of zelf bedachte) regels en krijgen geen handvatten om anders te handelen.
Interessant is dat in zelfbeheerde voorzieningen het risico op deze processen ook aanwezig is. Groepen meer actieve bewoners raken verwijdert van andere minder actieve bewoners, waarop de eerste regels gaat opstellen voor de andere groep en de 'passieve groep' zich nog passiever opstelt, onder verwijzing naar de actieve groep, die het maar moet regelen dan wel toch 'alles besluit'. Als ondersteuner/begeleider in de residentiële zorg, moet je daarom niet alleen ondersteuning bieden aan de individuele bewoner en de bewonersgroep motiveren en ondersteunen in het zelf regie nemen. Je moet er ook nog voor zorgen dat de bewonersgroep als geheel betrokken blijft. Daarom spreken we ook wel van 'interactionele duizendpoten' (geleend van Annemiek Harder)
Over hoe dit werkt binnen zelfbeheer verschijnt binnenkort het zeer aan te bevelen rapport 'Nu leef je zelf' van het Trimbos Instituut. Ook verwacht dit najaar is het onderzoeksrapport over het Partnerproject waarin het VUMc onderzoekt wat er gebeurt als je een groep bewoners, o.a. in de maatschappelijke opvang, vraagt om gezamenlijke invloed te gaan uitoefenen op het beleid in de voorziening. In de tweede fase van de Wmo-Werkplaats Amsterdam (vanuit het lectoraat Outreachend Werken) gaan wij zelf ook verder onderzoek naar zelfbeheer van residentiele voorzieningen, dus in een toekomstige post zal ik hier dieper op ingaan. Voor nu beperk ik me tot het aanbevelen van audiovisueel materiaal. 

Gebaseerd op het befaamde Stanford Prison Experiment wordt in Das Experiment dramatisch weergegeven wat er gebeurt als je willekeurige mensen indeelt als bewaker of gevangene. Waarschijnlijk enigzins overdreven in relatie tot de werkelijkheid, maar de film geeft wel inzicht in de machtsdynamiek die ontstaat, los van de problematiek van de gene die opgevangen/verzorgd/bewaakt wordt. One flew over the cuckoo's nest is een klassieker uit de jaren zeventig. In sommige dingen waarschijnlijk wat achterhaald, maar de fundamentele problemen worden mooi uitgebeeld. We zien mensen die zo lang in instellingen wonen dat ze niet meer in staat lijken om zelf initiatief te nemen en medewerkers die opstandigheid en eigen initiatief opvatten als afwijkend gedrag wat gecorrigeerd moet worden. Beiden basismateriaal voor mensen die te maken krijgen met residentiële zorg/hulp.

Andere Tijden: Jolanda Venema & De zaak Finkensieper
In twee afleveringen (los van elkaar uitgezonden) kijkt Andere Tijden terug op twee exemplarische misstanden in de residentiële zorg. In de zaak Jolanda Venema ging het vooral om onmacht van de instelling om adequate ondersteuning te bieden en blindheid voor de onmenselijkheid van de gekozen oplossing (naakt vastbinden aan een riem) (zie de Canon Sociaal Werk voor een uitgebreidere achtergrond en documentatie). Dit speelde in de jaren tachtig, maar blijkens de zaak Brandon is de kwestie nog steeds relevant. Hopelijk minder actueel is de zaak Finkensieper. Dit speelde vooral in de jaren zeventig en tachtig. Finkensieper was een psychiater en hoofd van een instituut voor adolescente meisjes met gedragsproblemen. Onder het mom van nieuwe therapieën maakte hij seksueel misbruik van meisjes. De aanwezige begeleiders en de bezoekende onderzoekscommissie hadden hier geen oog voor. Pas veel later is hier aandacht voor gekomen (wederom verwijs ik naar de Canon Sociaal Werk voor achtergrond informatie). De documentaire is vooral een waarschuwing voor institutionele blindheid en het belang van het organiseren van tegenkracht, die misstanden aan de kaak kan stellen. 

Psychiatrie & criminaliteit
Aan de hand van vier recente documentaires kunnen wij ons een beeld vormen van de forensische psychiatrie, het snijvlak tussen ggz en justitie. De eerste is Paviljoen 7. In deze indrukwekkende documentaire volgen wij medewerkers en gedetineerden van de zwaarste afdeling van Nederland. Hier komen alleen mensen die nergens anders hanteerbaar zijn, door een combinatie van psychiatrische problemen en gevaar. Dit stelt de medewerkers voor ingewikkelde keuzen tussen medemenselijkheid en veiligheid. In de tweede documentaire volgen wij Tony die ter observatie in het Pieter Baan Centrum is opgenomen. Stap voor stap zien we hoe een overweging gemaakt wordt over de persoonlijkheid en het recidive risico.
Mensen die veroordeeld worden tot TBS en van wie verwacht wordt dat er niet op korte termijn uitzicht is op verbetering, worden geplaatst op de longstay. In een mooie, rustige documentaire volgen wij een aantal gedetineerden, die zich meer of minder in hun lot berusten. Mooi ook om te zien hoe binnen een gesloten context toch geprobeerd wordt een zo menselijk mogelijk bestaan te bieden. Een zelfde humane benadering zien we in Bastoy. Op een eiland in Noorwegen wordt gezocht naar een andere vorm van detentie, voortbouwend op de gedachte: 'Als je een mens als een beest behandelt, wordt hij een beest. Als je een mens als een crimineel behandelt, wordt hij een crimineel. Als je een mens als een mens behandelt, wordt hij een mens.' Tot slot de documentaire Verbannen naar Beilen, waarin we bewoners en medewerkers van Duurzaamverblijf Beilen volgen, een voorziening voor mensen met een OGGz en veelplegers achtergrond. Voor sommige eindstation, voor anderen is er misschien nog uitzicht op rehabilitatie. In beide gevallen is het een uitdaging om zorg te bieden binnen een gedwongen kader.
 
Deze films en documentaires bieden geen uitweg uit de in de inleiding geschetste processen, maar bieden wel inzicht in hoe deze processen er uit zien in diverse omgevingen, welke dingen er mis kunnen gaan, maar ook waar hoop ligt.

zondag 9 september 2012

Macht, wederkerigheid en zelfrespect

In een recent artikel beschrijven Gert Schout en Gideon de Jong dat het ontruimingsproces “ wordt bepaald door onvrede over niet ingeloste verwachtingen, stereotypering, verharding, onmacht, overspecialisatie, blikvernauwing en gebrekkige samenwerking.” Bij het meldpunt voorkomen huisuitzettingen krijgen we regelmatig te maken met zaken die 1 op 1 voldoen aan deze beschrijving. De relatie tussen de burger enerzijds en de organisatie(s) anderzijds (overheid, hulpverlening) is zo verpest, dat rationeel zoeken naar een oplossing verhinderd wordt. Burgers proberen hun eigen plan vast te houden, proberen een eigen beïnvloedingsgebied te houden. Een vader die voor zijn meerderjarige dochter de zorgverzekering betaald. Een moeder die haar kind niet naar een andere school wil doen en daarom meer kosten heeft voor vervoer. Kleine dingen, geen grote kosten. Door betrokken professionals worden deze echter opgevat als een weigering om mee te werken. Vervolgens wordt de betrokkene gesommeerd om mee te werken aan de geldende regels, op straffe van opschorting. Dit leidt weer tot (ervaren) beperking op het gevoel van eigen regie over het leven. Daarbij gaat het dan zowel om de feitelijke beperking, maar ook, of misschien wel meer, om de belerende, neerbuigende toon van de betrokken professional(s). Om te begrijpen wat hier speelt kunnen we gebruik maken van het werk van Blau en Sennet, die schrijven over respectievelijk machtsrelaties en respect.
In zijn boek Exchange and power in social life beschrijft Peter Blau de machtsrelaties die ontstaan door transacties, vooral als deze niet wederkerig zijn (in de vorm van een geschenk). Als dit langdurige steun betreft, waarbij geen sprake is van gelijkwaardige wederkerigheid, maar wel van afhankelijkheid, heeft de ontvanger als enige optie het aanbieden van volgzaamheid dan wel onderworpenheid. Dit zien we ook in e eerste armoede bestrijdingsprogramma’s in Nederland, die werden georganiseerd vanuit de charitas. Uit mededogen, maar ook met de bedoeling dat de betreffende armoedige gezinnen, uit dank voor de gift, de steun, zich zouden aanpassen aan de standaarden van de schenkers. Een schoner huis, regelmatiger bezoek aan de kerk, etc. 
Met de opkomst van de verzorgingsstaat veranderde de steun van een directe gift van rijken aan armen naar een collectieve herverdeling. Bijstand, in de breedste zin van het woord, was niet langer een geschenk maar een recht. Het expliciete doel daarvan was om de afhankelijkheidspositie van achtergestelden te verbeteren.  Het zal niemand ontgaan zijn dat de afgelopen decennia dit weer aan het schuiven is. In toenemende mate is het vrijblijvend geven van steun verleden tijd. Van de ontvangers wordt medewerking verwacht, aan procedures, activiteiten, dagbestedingsplannen etc. Wederkerigheid wordt vanuit ongelijkwaardigheid vorm gegeven. Zolang een minimale levensstandaard een recht was, te waarborgen door de samenleving, speelde de machtsrelatie niet mee. Door de ondersteuning van een onvervreemdbaar recht te veranderen naar een voorwaardelijke gunst, is de bijbehorende de machtsrelatie weer in actie gekomen. Zo is ook de positie van de professional in bovenstaand voorbeeld ook beter te begrijpen: jij krijgt van mij iets, maar alleen op voorwaarde dat je meewerkt met wat ik van jou verlang. Als je dat niet doet ben je een dwarsliggende uitkeringstrekker die in een verouderde cultuur van rechthebbendheid leeft.
Dan de positie van de ontvangende burger. Deze kreeg charitas, toen het recht op ondersteuning en nu de plicht op meewerken of zelfs het leveren van een tegenprestatie. Richard Sennett bepleit in zijn boek Respect in an age of inequality dat wij als samenleving steeds minder goed in staat zijn om respect te hebben voor mensen in een kwetsbare positie. Door de almaar toenemende focus op individueel succes is er steeds minder aandacht en begrip voor pech (denk ook aan de geluksmachine van Rutte en de pechdemper van Hilhorst). Burgers in een kwetsbare positie rest dan weinig meer dan hun (zelf-) respect, vaak al zeer beschadigd door hun positie. Een cruciaal aspect hierbij is de ruimte om zelf nog (een beetje) invloed te hebben, om nog iets van de eigen waarden (wat je belangrijk vindt) te bewaken. Sennet pleit er voor dat we sociale steun dan ook zo organiseren dat deze geen afbreuk doet aan het zelfrespect, of het liefst deze stimuleert. De professional die op hoge poten ‘gehoorzaamheid’ eist bereikt het tegenoverstelde. Veel mensen schieten daardoor in de weerstand. Ze proberen hun zelfrespect te behouden, liever dan zich onderwerpen. Sommigen beroepen zich op hun recht op ondersteuning, als verzet tegen de machtsrelatie zoals gedefinieerd door Blau.
Als een ernstige crisis ontstaat besluiten sommigen alsnog hun verzet op te geven, in het vooruitzicht van bijvoorbeeld van een ontruiming, maar tegen die tijd is het stereotype beeld al gevormd: dwarsliggend, niet meewerkend, heeft zijn keus gemaakt, doen we niks meer aan. In de verhalen die wij horen bij het meldpunt is het soms onvoorstelbaar hoe verstoord relaties zijn tussen burgers en organisaties. Beide partijen zijn los van elkaar alleszins redelijk en sympathiek, maar zijn in een strijd verzeild geraakt, waar beiden de hakken in het zand zetten. Vooral bij organisaties is de emotionele lading waarmee over de ‘cliënt’ wordt gesproken wonderlijk. Ik schreef daar al eerder over (hier).
Hoe relaties zo ernstig verstoord kunnen raken is te begrijpen. Dit zijn moeilijk op te lossen kwesties, waarin beide partijen een aandeel te hebben. Maar van professionals mogen we verwachten dat zij deze mechanismes doorzien en er boven uit stijgen.

PS: Verwant aan dit thema is de eerste aflevering van het filosofisch kwintet waar o.a. Jan Willem Duyvendak en Albert Jan Kruiter met elkaar in gesprek gaan over de ziel van de verzorgingsstaat, rechthebbendheid en wederkerigheid. Zeer aanbevolen!

Met dank aan Marc Rakers

donderdag 19 juli 2012

De paradoxale opdracht van eigen regie

Doe eens een keer spontaan. Tijdens mijn studie maatschappelijk werk leerde ik dat deze boodschap, bevelend uitgesproken, een klassiek voorbeeld is van paradoxale communicatie. De boodschap is onmogelijk uitvoerbaar. Als de aangesprokene vanaf nu spontaan doet, is dat toch niet spontaan, want bevolen. Een zelfde probleem zien we met cliëntsturing, zelfbeheer, eigen regie, etc. Uw moet regie gaan voeren over uw eigen leven is een paradoxale opdracht. Iedereen heeft er de mond van vol, maar als de client (of liever: burger) vervolgens besluit op eigen kracht lekker op de bank te gaan hangen, was dat toch ook niet de bedoeling.
In een analyse van de ontwikkelingen in de verzorgingsstaat concludeert Jan Willem Duyvendak dat één van de fundamentele problemen van het sociale werk (als uitvoerder van sociaal beleid) is dat het in de kern een paradoxale opdracht heeft. Hij noemt dit de paternalisme-paradox. Sociaal werkers willen de eigen regie en eigen kracht van burgers stimuleren, maar doen dat door (tijdelijk) hier tegen in te gaan. Deze paradoxale positie hield in de jaren tachtig geen stand tegen bezuinigingen enerzijds en verwijten van betutteling anderzijds (Achterhuis en consorten). De paradox werd voortaan vermeden door zich alleen te richten op gemotiveerde clientèle die een heldere hulpvraag had. 
Met de opkomst van het outreachend werken, waarmee contact gezocht wordt met mensen die voorheen buiten beeld bleven, is ook de paradox weer meer actueel. Juist bij burgers in een kwetsbare positie speelt dit sterk. Het gaat om individuen en gezinnen die in veel gevallen weinig regie voeren over hun leven, in ieder geval niet op een constructieve manier (al gaat het natuurlijk vaak om een wisselwerking met omstandigheden). Zij gaan dat naar alle waarschijnlijkheid ook niet spontaan gaan doen. Er is sprake van aangeleerde hulpeloosheid, zowel in positieve als in negatieve zin. De overtuiging is sterk dat, wat er ook gebeurt, de invloed daarop buiten hen ligt, die ligt bij de 'ander' (overheid, professionals, buren, etc.). Die moeten het dan ook oplossen.
Op het moment dat expliciet regie wordt aangeboden, wordt dit niet enthousiast opgepakt. Het resulteert in consumenten gedrag (ik wil dit hebben en ik wil dat jij dat regelt), vermijdend gedrag (ik krijg toch niet wat ik wil), of allebei. Het (her-)nemen van eigen regie is makkelijker gezegd dan gedaan. Twee voorbeelden ter illustratie.
Binnen maatschappelijke opvang voorzieningen is steeds meer aandacht voor cliëntenparticipatie. Bewoners worden uitgenodigd om mee te denken en mee te werken, in meer en minder radicale vormen (van bewonerscommissie tot zelfbeheer). Alleen: de bewoners zijn niet gewend aan het in constructieve vorm aangeven wat ze willen, ze formuleren vooral onoplosbare klachten. Als daar vervolgens niks mee gebeurt haken ze af, voor zover ze uberhaupt al actief participeerden. Veel bewoners hebben hun natje en hun droogje en hebben niet (meer) de ambitie tot meer.
In de jeugdzorg maar ook in andere sectoren wordt steeds meer gewerkt met Eigen Kracht conferenties (EKc). Kort gezegd wordt hiermee individuen de mogelijkheid geboden om samen met hun netwerk een plan te maken voor de oplossing (of preventie) van problemen. In dit plan kunnen professionals en organisaties faciliterend worden ingezet. Dit is een omdraai van de reguliere gang van zaken waar het netwerk als sluitpost wordt opgevoerd bij het plan wat professionals maken. Naast de consequenties voor professionals (loslaten etc.) betekend dit ook voor burgers een radicale andere opstelling. Regelmatig komen betrokkenen weerstand tegen bij de persoon in kwestie, die schaamt zich voor het netwerk, wil professionele ondersteuning, durft het niet, wil het niet.
In beide gevallen wordt burgers in een kwetsbare positie de ruimte geboden om regie te nemen, maar is bemoeienis van anderen (peers, ervaringswerkers, ondersteuners, professionals, etc.) nodig om dit initieren en (vaak) in gang te houden. Dit is niet noodzakelijkerwijs erg, maar plaatst ze wel voor de maakbaarheidsparadox: hoe stuur je op eigen regie? Iemand wil geen regie nemen, wat doe je dan?
Het boek Samensturing is een eerste poging tot een antwoord daarop. In dit boek bepleiten wij een vorm van regie die dialogisch en dynamisch is. Dat wil zeggen dat samen (door betrokkenen) gezocht wordt naar oplossingen en dat deze oplossingen kunnen veranderen over tijd (eerst meer ondersteuning, later meer, of andersom). Daarbij hoort ook dat je van elkaar erkend dat er geen perfecte oplossing is, maar dat je deze samen moet zoeken, met de bijbehorende misstappen, zowel van burger als professional. Sterker nog, dat deze misstappen een belangrijke bron van ontwikkeling kunnen zijn. Sturing door dialoog biedt een uitweg uit de paradox, maar dat kan alleen als de paradoxale aard van eigen regie erkend wordt. Professionals hebben daarbij de verantwoordelijkheid om op basis van hun professionaliteit de paradox te onderkennen, bloot te leggen en aan te pakken, paternalistisch of niet.

Bronnen: 
Hans Achterhuis. De markt van welzijn en geluk. Baarn: Ambo, 1979

Jan Willem Duyvendak. De verguizing van de paternalistische politiek Over de verhouding
tussen maakbaarheid en zelfontplooiing. In: J.W. Duyvendak en Ido de Haan
(red.). Maakbaarheid. Amsterdam: aup, 1997 (122-38).

Jan Willem Duyvendak en Jos van der Lans. De tragiek van de staat. De nieuwe maakbaarheid. de Groene Amsterdammer – 15 februari 2003

dinsdag 17 juli 2012

Drie liedjes van de straat

Na eerdere edities over goede hulpverlening en leven in een instelling nu drie liedjes van de straat. Toevalligerwijs drie mannen, mocht iemand drie liedjes van vrouwen weten houd ik me aanbevolen.

vrijdag 22 juni 2012

Ontruimen maakt meer kapot dan je lief is

Een tijdje geleden schreef ik een bozige blog-post over onze indruk dat organisaties mensen soms lijken te willen straffen (met een ontruiming) voor hun slechte betaalgedrag (lees hier). Kort hierna nam ik me voor om daar later op terug te komen. Twee recente publicaties herinnerden mij aan dit voornemen.
De eerste is een rapport geschreven door studenten HBO-Recht van de HvA,  in opdracht van Eropaf!, in vervolg op eerder onderzoek. In dit rapport onderzochten zij of woningbouwverenigingen een zorgplicht hebben naar huurders met een huurschuld. Die zorgplicht vinden ze niet echt, maar ze suggereren wel om woningbouwverenigingen meer aan te spreken op artikel 12 van het Besluit Beheer Sociale-Huursector. Daarin staat de maatschappelijke taak beschreven woningen aan te bieden aan minder kansrijken op de woningmarkt. Daaronder vallen ook de mensen die (tijdelijk) niet in staat zijn adequaat huur te betalen. Om vandaar te komen tot zorgplicht vereist een paar denkstappen. Toch kun je wensdenkend op het standpunt  komen dat woningbouwverenigingen de plicht hebben om mensen te helpen die problemen hebben met het betalen van hun huur. Op dit moment zijn we bezig met het ontwerpen van vervolgonderzoek hiernaar.
De tweede publicatie is een artikel van Erica Schruer & Nadja Jungmann, getiteld Basale bescherming van wonen, energie en zorg is voor iedereen noodzakelijk. In dit artikel betogen zij dat de toegenomen focus op 'kansrijke' schuldsaneringstrajecten niet mag leiden tot het negeren van de problemen die mensen hebben die niet kansrijk zijn voor schuldsanering. Zij pleiten er dan ook voor zo veel mogelijk zorg te dragen voor de bescherming van de basale levensvoorwaarden, indachtig de stabilisatie methode van Andre Moerman e.a. (getiteld Blijven wonen). Hierbij gaat het dus niet om oplossen van schulden of het bereiken van een schone lei, maar om het (liefst duurzaam) de-escaleren van de crisis.  
Bij veel vroegtijdige interventies zijn schuldeisers nog tot meewerken te overtuigen op basis van hun eigen economisch belang (grotere kans op terugbetaling schulden, minder kosten, etc.). Later in het traject wordt dit moeilijker en wordt de economische winst steeds minder zeker. Stabiele betaling in de toekomst is niet  zeker en aflossing op korte termijn is soms ronduit onmogelijk. De economische winst (even los van morele & publieke waarden) zit veel meer in het voorkomen van maatschappelijke kosten (de gevolgen van ontruiming e.d. beschouw ik als bekend). En uiteindelijk moeten mensen toch weer ergens wonen. Het kost de maatschappij veel middelen (tijd en geld), waarna uiteindelijk via een u-bocht (de maatschappelijke opvang of het sociale netwerk) mensen weer ergens gaan wonen.
In onderhandelingen met deurwaarders en woningbouwverenigingen is het moeilijk om dit perspectief meegewogen te krijgen. De redenatie blijft: wij willen uitzicht op snelle aflossing en anders is het einde oefening. Ik wil er voor pleiten om die redenatie niet langer te accepteren. Het hebben van een huis is een mensenrecht (daarom zijn er sociale woningbouwverenigingen). Dat recht verlies je niet door pech, stommigheid of fouten. Een ontruimingsvonnis zou alleen toegekend mogen worden als de woningbouw aantoonbaar heeft geprobeerd om de situatie vlot te (laten) trekken en er geen uitzicht is op stabilisering. 
Andersom vereist dit van hulp- en dienstverlening dat zij preventie minder vrijblijvend inzetten. Initiatieven die zich richten op het voorkomen van huisuitzettingen zijn vaak kortdurend van aard. Afspraken die worden gemaakt tussen woningbouwverenigingen en hulpverleners worden daardoor moeilijker na te komen. Voor veel mensen is dat ook niet nodig, die gaan de schuldsanering in en werken toe naar een schone lei. Voor de mensen bij wie dit perspectief er niet is, ontbreekt een alternatief. Gemeente en hulpverlening zouden daar veel sterker op kunnen inzetten, door middel van inkomensbeheer, inhouden van vaste lasten, langdurige materiële en psycho-sociale ondersteuning, garantstelling in tijden van crisis, etc. Nu is het nog te vaak zo dat als om wat voor reden dan ook een regeling niet wordt nagekomen of iemand niet binnen een procedure past, de rekening daarvoor bij de woningbouw komt te liggen (gederfde inkomsten etc.), terwijl gemeente en (schuld)hulpverlening niet aanspreekbaar zijn. De kosten en risico's van het niet ontruimen zullen gedeeld moeten worden met andere betrokken partijen (bijvoorbeeld de Gemeente).
Zolang het paradigma blijft dat preventie er alleen is voor mensen die met een korte interventie geholpen kunnen worden, zal de instroom in de maatschappelijke opvang op het huidige niveau blijven (en met de crisis waarschijnlijk toenemen). De sociale, maatschappelijke en financiële kosten die dit met zich meebrengt zijn onverantwoord. Voor een fractie van dit geld kan preventie meer effectief ingezet worden.


Geschreven met dank aan collega Marc Rakers

maandag 4 juni 2012

Drie liedjes over leven in een instelling

Na de eerste serie liedjes over goede hulpverlening, nu drie liedjes over het leven in een instelling: een verstoorde, een boze en een vrolijke. Tips voor een nieuwe serie hoor ik graag! 


maandag 23 april 2012

The punishment doesn't fit the crime

Bij het meldpunt voorkomen huisuitzetting krijgen we met enige regelmaat te maken met mensen die door de mazen van het sociale vangnet zijn gevallen. In veel gevallen hebben ze daar zonder meer zelf een rol in gespeeld. Ze zijn niet naar afspraken gekomen, hebben ruzie gemaakt, situaties verkeerd ingeschat. Ze zijn vaak het overzicht kwijt en zoeken iemand die ze de weg wijst, die samen met ze oploopt. In Nederland hebben we het echter vaak zo georganiseerd dat als iemand niet meewerkt, niet op de juiste momenten de juiste dingen doet, de handen er vanaf getrokken worden, ook als de ontstane situatie maar gedeeltelijk iemands eigen schuld is. Het grootste probleem is: na de 1e-lijns dienstverlening is er niet zoveel meer. Mensen raken in een vrije val, tot dat ze op straat staan. Er is (in veel gevallen) niemand die mee omlaag gaat en blijft proberen om de val te stoppen dan wel af te remmen. Intensieve thuisbegeleiding, wat vaak nodig is, is alleen beschikbaar voor bepaalde doelgroepen, nadat ze al een paar keer 'rock bottom' hebben aangetikt.

Er wordt in gesprekken die wij voeren met sociaal werkers, schuldhulpverleners, incassomedewerkers & deurwaarders regelmatig verwezen naar de 'eigen verantwoordelijkheid' van mensen. Zij hadden zich aan afspraken moeten houden en nu 'houdt het op' (uitgesproken met een toon van persoonlijke irritatie, zie ook het prachtige artikel van Gert Schout en Gideon de Jong over werkrelaties en huurschulden). De vraag is: staat de straf (huisuitzetting), in verhouding tot de misdaad (onhandigheid/domheid)? Nog even los van de (maatschappelijke) kosten (gederfde inkomsten woningbouw, kosten maatschappelijke opvang, arbeidsongeschiktheid, zorg voor kinderen, etc.), zijn er heel veel alternatieven te bedenken. Ontruiming mag wat mij betreft alleen nog worden toegestaan bij mensen die structureel weigeren mee te werken (wat iets anders is dan niet weten hoe mee te werken) of die structureel niet in staat zijn zelfstandig te wonen.

De maatschappij is hard voor hen die aan de onderkant verblijven. Kleine fouten kunnen grote gevolgen hebben, zonder rekening te houden met beperkingen van mensen of de ontwrichtende consequenties. De bureaucratische vaardigheden die nodig zijn om te functioneren, zeker als je afhankelijk bent van (semi-) overheidsinstanties zijn enorm. Ik heb veel hulpverleners horen klagen over steeds veranderende en ingewikkelder wordende regelgeving. Als professionals er al niet uit komen, wat kan je dan verwachten van iemand in een kwetsbare situatie? In de praktijk lijkt vaak sprake van bureaucratic disentitlement (uit: Michael Lipsky, Street Level Bureaucracy), het beleid zo ingewikkeld maken dat mensen niet de ondersteuning krijgen waar ze recht op hebben (zie ook 'De rotonde van Hamed'). Er is ook een zekere entry-exit paradox: je hebt hulp nodig bij het nemen van je eigen verantwoordelijkheid (entry), maar krijgt die niet omdat je niet je eigenverantwoordelijkheid kan nemen(exit). Dat waarvoor je hulp nodig hebt, zorgt ervoor dat je die niet krijgt. En dan heb ik het nog niet eens over de grote hoeveelheid fouten die er gemaakt worden. Het lullige is: ook al maken zowel de professional als de burger fouten, de burger is de enige die gestraft wordt. Voor de professional zijn er nooit consequenties.

Wij, van het meldpunt, worden vaak gezien als bemoeials. En dat zijn we ook (het heet niet voor niks bemoeizorg), maar het idee dat iemand ontruimd wordt en ik niet alles heb gedaan om dat te voorkomen staat mij tegen. Er zijn hier veel ethische en morele bespiegelingen over te maken, maar het simpele feit is dat als ik iemand in ellende zie, zeker als ik daar als sociaal werker mee in aanraking kom, dan zal ik, binnen de grenzen van de wet en mijn normen en waarden, er alles aan doen om iemands ellende te voorkomen. Als dat niet lukt, heb ik daar grote moeite mee. Ik vind het uitermate pijnlijk als een heel netwerk van professionals (die bij elkaar net zoveel kosten als de schuld waar het omgaat) staat toe te kijken terwijl iemand afglijdt. Als sociaal werkers hebben wij volgens onze beroepscode de verantwoordelijkheid om mensen in nood te helpen, ook als zij daar zelf onhandig of dom in doen (misschien zelfs wel juist dan). Dat is misschien soms paternalistisch (zelf spreek ik liever van maternalisme, geleend van Schnabel), maar dat is al veel beter dan toekijken hoe iemand eigenkrachtig verzuipt, van de kant roepend 'dat ie maar eens moet leren zwemmen'.