dinsdag 20 maart 2012

Would have, could have, should have

Eén van de grote voordelen van het werken voor Eropaf is dat ik de kans heb om met veel mensen kennis te maken, vanuit diverse achtergronden en werkzaamheden. Dit heeft al veelvuldig geleidt tot mooie nieuwe ideeën en initiatieven. Zelf kom ik zo met grote regelmaat kansen tegen om iets moois, nieuws en of beters te starten. Dat is ook het mooie van werken vanuit overtuiging: er is altijd nog veel goeds te doen of te verbeteren, overal liggen kansen voor mooiere, nieuwer, beter.

Mijn probleem: is ik kan niet zo goed kiezen. Ik vind veel dingen leuk, goed, belangrijk of gewoon wel grappig. Meestal zijn dit vooral projecten die ingewikkeld zijn, veel tijd kosten en waarvan de meeste mensen denken dat het hopeloos is. En vaak terecht: dat iets mooier, nieuwer, beter, nodig is, is op zichzelf nog niet genoeg om het dan ook te gaan doen. Als er niet mensen en organisaties zijn die er tijd en middelen in willen stoppen, kan je er beter niet aan beginnen.

De neiging is vaak om mensen die op een economische manier naar sociale ondernemingen kijken te bekritiseren, ze zijn te negatief, te kritisch, te ongevoelig voor het grotere belang, ze zeggen te vaak ja-maar. Veel erger zijn de mensen die altijd enthousiast en positief reageren, maar vervolgens hun afspraken niet nakomen, omdat ze op 40 andere projecten ook enthousiast en positief hebben gereageerd. Voor de duidelijkheid: ik ben zo iemand. Ik heb altijd nieuwe ideeën, zie overal kansen, besteed een aanzienlijk deel van mijn week aan mensen motiveren om mee te werken aan projecten en heb structureel te weinig tijd voor van alles en nog wat. Waardoor ik me zelf vaak hoor zeggen: dat wou ik doen, dat zou ik doen, dat had ik moeten doen. Ik zie mooie projecten, zie een mogelijkheid en voor dat ik goed heb nagedacht over of ik er wel tijd voor heb, heb ik al weer medewerking toegezegd en of een plan geïnitieerd. Met als gevolg dat ik minder tijd heb voor de projecten waar ik al mee bezig was en te weinig tijd heb om aan het nieuwe project te besteden, laat staan dat te trekken.

Ik wil oefenen in nee zeggen. Nou is dat niet zo moeilijk als ik een project niet interessant of niet relevant vind. Het wordt pas moeilijk als ik een project wel interessant of relevant vind, maar er eigenlijk geen tijd voor heb, of als er te weinig draagkracht is om dit met anderen te doen.Tegelijkertijd is het netto resultaat nu dat ik en vele anderen met allemaal superbelangrijke maar beperkt functionerende projecten bezig zijn waar simpelweg te weinig volume is (draagkracht/middelen/tijd/etc.). Er wordt niet gekozen (we gaan er vol voor of we stoppen), waardoor het blijft doormodderen, het middelen en tijd kost, maar niet zoveel meer oplevert. Misschien moeten we in onze prachtige bevlogen sector vaker de optie 'we beginnen er niet aan/ we stoppen ermee' introduceren. Dit zodat we de middelen niet uitsmeren als pindakaas op een dun belegde boterham (met dank aan Herman Vuisje die deze metafoor gebruikte in de NRC van 28-12-11).

Tot slot nog dit: Een tijdje geleden sprak ik een project ontwikkelaar in het sociale domein, die bezig is met het opzetten van een landelijk dekkend netwerk van organisaties. Hij zei mij zich in eerste instantie alleen op steden te richten waar lokaal partners enthousiast waren. In eerste instantie leek mij dit opportunistisch, je te laten leiden door waar het het makkelijkst gaat. Zijn antwoord was echter redelijk verhelderend: 'ik heb maar 40 uur in een week, waarom zou ik die besteden aan steden die niet willen, terwijl er andere steden zijn die wel willen? Dat is toch onzin?'

dinsdag 6 maart 2012

Da vicino nessuno è normale

In 2007 maakte ik als student maatschappelijk werk een rondreis door Europa, langs diverse steden. Een van die steden was Milaan. In een klein kader bij een artikel in de Psy las ik eerder dat jaar een beschrijving van het zomerfestival wat daar elke zomer werd georganiseerd, op het terrein van een voormalig psychiatrisch ziekenhuis. Dit trok mijn aandacht en werd daarom opgenomen in mijn reisschema. Ik was niet van plan lang in Milaan te blijven, ’s ochtends aankomen en ’s avonds weer door leek me lang genoeg. De ontvangst door een van de medewerkers was echter zo hartelijk en het verzoek om te blijven eten in het restaurant en te blijven logeren in het hostel zo indringend en aanlokkelijk, dat ik uiteindelijk twee dagen ben gebleven. Twee jaar later ben ik nog een keer gegaan, nu een halve week. In die twee bezoeken heeft Olinda grote indruk op mij gemaakt.

Olinda is begin jaren negentig in een hoek van het voormalig psychiatrisch ziekenhuis Paolo Pini in Milaan opgericht, door (voormalig) cliënten van het ziekenhuis, een psychiater, sociaal werkers en kunstenaars. Samen met burgers uit de buurt en andere geïnteresseerden runnen zij nu een hostel, een restaurant/café, een werkplaats, een kinderdagbestedingsprogramma en een theater. Gezamenlijk organiseren zij elk jaar het festival Da vicino nessuno è normale, wat vertaald kan worden als: van dichtbij is niemand normaal, om de diversiteit te vieren. Tijdens een kort interview met Tommaso Vitale, die uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar dit project, stelt hij dat de belangrijkste factor voor het succes van Olinda de diversiteit van de deelnemers en de wederzijdse acceptatie is. Juist door niet de gelijkheid maar de verschillendheid te benadrukken, ontstaat de kracht en energie van Olinda. Door deze opstelling ontstaat er ook ruimte voor spanningen en conflicten en daarmee een kaderen, waardoor het stimulerend werkt in plaats van destructief. Samen zoeken ze nieuwe oplossingen. Zo organiseert Olinda al jarenlang elke zomer een prachtig festival, gebruik makend van de krachten van iedereen en met respect voor ieders eigenaardigheden.

Olinda is een belangrijke inspiratiebron geweest voor het boek 'Samensturing in de maatschappelijke opvang', door gelijkelijk ruimte te maken voor de inbreng van diverse betrokkenen en door voor iedereen ruimte te maken. Naar willen en kunnen, met respect voor ieders eigenaardigheden, zonder te vervallen in desinteresse. Grappig is ook dat voor mij als buitenstaander bijna niet te bepalen was wie er werkte als 'cliënt' en wie er werkte als professional, de taal zal daarbij een rol hebben gespeeld (Italianen doen niet aan Engels), maar het geeft ook aan hoeveel aandacht er besteed wordt aan gelijkwaardigheid. Door de abnormaliteit van iedereen te benadrukken en iedereen te betrekken is Olinda mijn ijkpunt geworden, waarmee ik andere initiatieven vergelijk. Zou het niet fijn zijn als we stoppen met bepalen hoeveel we wel of niet verschillen, maar genieten van elkaars verschillendheid?  

Zie ook:
De website van Olinda, met een filmpje over het project.